"Cultuur als wapen tegen armoede en uitsluiting"

Wie was Joseph Wresinski?

Onze Stichting draagt de naam van de Franse priester Joseph Wresinski. In dit artikel leest u over het leven van deze bijzondere man en wat deze heeft betekent in de strijd tegen wereldwijde armoede.

De franse Joseph Wresinski wordt vlak voor het einde van de 1e wereldoorlog geboren in Anger, Frankrijk. Zijn moeder is een Spaanse, zijn vader een Poolse emigrant. Het gezin Wresinki leeft in een interneringskamp. Emigranten uit West-Polen (destijds Duits grondgebied) zijn in Frankrijk ongewenst.

Familie Wresinski

Na WO 1 verhuist het gezin naar een achterstandsbuurt. Het komt te wonen in een oude vervallen smederij. Een van de wanden is gemaakt van sinaasappelkistjes, behangen met krantenpapier. Omdat het gezin Wresinski leeft in extreme armoede moet Joseph als jongetje van vijf, zes zeven… jaar al helpen bij het onderhoud van het gezin. Daarom gaat hij elke ochtend in alle vroegte naar het klooster van de Goede Herder, om als misdienaartje te helpen bij het dienen van de mis. Hiervoor krijgt zijn moeder aan het eind van de week een paar stuivers. ‘s Middags maakt Joseph de tocht naar het klooster nogmaals, nu om overgebleven eten op te halen in een conservenblik. Hij raapt kolen bij de gasfabriek, laat elke dag samen met zijn broer de geit uit op het naburig veldje – een geit die zijn moeder heeft kunnen kopen vlak na de geboorte van haar oudste dochter, zodat er wat melk is voor het gezin – en hij helpt de paardenslager bij het rondbrengen van vlees. In ruil daarvoor krijgt het gezin wat vlees toegestopt. Al dit werk doet hij in de wetenschap dat hij anders is dan andere kinderen, want arm. Op later leeftijd beschrijft hij dit als ‘de wegen van schaamte uit mijn kinderjaren’.

Aan het eind van de lagere school moeten kinderen een toets maken om aan te tonen dat zij hun opleiding met succes doorlopen hebben. Daarmee kunnen zij naar een vervolgopleiding. De school nodigt Joseph hiervoor echter niet uit. Want, zo denkt men, die toets haalt hij toch niet: hij is arm en van arme kinderen komt niets terecht. Zijn moeder laat het daar echter niet bij zitten. Met haar Spaanse temperament stapt zij op de schoolleiding af. Haar zoon zou de toets maken en hij zou slagen. Van hem komt wel iets terecht. En zo is het gebeurd. Joseph kan zich inschrijven en slaagt. Na de lager school wordt Joseph banketbakkersleerling en tevens actief lid van de katholieke jongerenbeweging. In diezelfde periode komt een van de zusters van het klooster van de Goede Herder bij de moeder van Joseph. Zij kent een kinderloos echtpaar dat graag voor ‘een’ jongeman de studie aan het seminarie wil betalen. Van het een komt het ander. De moeder van Joseph en de zuster nemen contact op met het echtpaar en samen leggen zij dit voorstel bij Joseph neer: wil jij naar het seminarie, wil jij priester worden? Joseph zegt volmondig ja. Hij is dan 19 jaar.

Joseph Wresinski en het daklozenkamp Noisy le Grand

Als jong priester gaat père Joseph werken in Noord Frankrijk. Hij komt al snel bekend te staan als de priester die altijd op zoek is naar de allerarmsten. Op een dag doet de bisschop hem het voorstel priester te worden in een daklozenkamp vlak buiten Parijs. Dit is in 1956. In dit kamp – Noisy le Grand – wonen ruim 2000 mannen, vrouwen, kinderen, opa’s en oma’s, hele gezinnen, in golfplaten hutten die eigenlijk bestemt zijn voor het onderbrengen van varkens. Ze leven weggestopt achter de horizon van de samenleving; in een grenzeloze mist, zonder een enkele voorziening en met 27 hulpverlenende instanties in hun kielzog. Deze instanties houden zich bezig met allerhande zaken: een gaarkeuken, het uitdelen van kleding en schoeisel, en ook adoptieprogramma’s. Want, zo denkt men, de kinderen zijn beter af buiten het kamp zonder hun ouders dan in het kamp met.

Joseph is in dit kamp gaan leven. Over de dag dat hij daar aankomt schrijft hij later: “Op die dag keerde ik terug op de wegen van schaamte uit mijn kinderjaren. In de vrouwen herkende ik mijn moeder, in de ogen van de kinderen mijn broers en zuster.” Deze herkenning is wederzijds. Want ook de mensen uit het kamp herkennen hem. Hij is een van hen. Hij heeft immers een gelijke levenservaring.

Oprichter van de Vierde Wereld beweging

Père Joseph realiseert zich onmiddellijk dat enkel leven met en onder deze gezinnen uit Noisy le Grand zou betekenen: met hen ten onder gaan. Er moet dus iets worden ondernomen. Daarom richt hij met hen de Vierde Wereld Beweging op: een beweging van, met en rond de allerarmsten, tegen armoede en uitsluiting, voor mensenrechten en vrede. (ATD Quart Monde)

Een van zijn eerste acties is het neerzetten van een bibliotheek naast de gaarkeuken. Want, zo zegt hij, “Armoede maakt mensen tot slaaf, kennis, kunst en spiritualiteit maakt mensen vrij.” Hij laat de gezinnen blijken dat hij, hun pastoor, niet van de gaarkeuken is gediend. De gezinnen zijn daar niet blij mee. Want de gang naar de gaarkeuken is weliswaar schaamtevol maar ook makkelijk. Toch zet hij door en gaat met hen het gevecht aan. Hij weet immers dat alle hulpverlenende instanties – zonder dit te beseffen – de mensen hun verantwoordelijkheid ontnemen, waarmee zij hen een wezenlijk deel van hun menselijke waardigheid afnemen.

Naast de bibliotheek richt hij een ‘foyer feminin’ op: een plek waar vrouwen die dingen kunnen doen die ze in hun golfplaten hut niet kunnen, zoals kleding wassen en strijken, in eerbare staat houden. Van lieverlede vinden er tal van andere activiteiten plaats die voor gezinsmoeders van belang zijn; van thuiswerk tot schoonheidsspecialistes, van strijken tot schilderkunst. Met de mannen bouwt hij een kapel. Want hij weet: met mannen moet je niet praten, met mannen moet je iets doen. Ook vraagt hij een regisseuse met jongeren een theaterproductie te maken. Zij kiezen voor de Antigone van Sophocles, een Griekse tragedie.

De armsten observeren, beluisteren en bevragen, is geen opdracht waaraan wij onszelf makkelijk overgeven. Het vraagt om een grote bescheidenheid en bereidheid. De bescheidenheid onszelf te zeggen dat de armsten ons iets te leren hebben, en de bereidheid om de gevolgen van het geleerde in praktijk te brengen. Want waar brengt hij ons heen, de allerarmste? Hij die lijkt te rebelleren tegen onze pogingen hem uit zijn armoede te bevrijden? Hij die ons lijkt te vervloeken en ons beschuldigend wijst op ons sociale en religieuze echec? Geven wij er niet eigenlijk de voorkeur aan hem te ‘versplinteren’ door hem onze wensen op te dringen? Te verplichten te worden zoals wij en daarmee te verdwijnen?

Joseph Wresinski

Cultuur als wapen tegen armoede en uitsluiting

De bovengenoemde initiatieven vormen de eerste aanzet tot wat later een programma wordt, en waarvan de visie door de Verenigde Naties (VN) is overgenomen: “Cultuur als wapen tegen armoede en uitsluiting”. De Vierde Wereld Beweging is vanuit het daklozenkamp Noisy le Grand uitgegroeid tot een wereldwijde beweging. Op dit moment is deze actief in ruim 100 landen op alle continenten, ook in West-Europa, waaronder Nederland. En overal waar zij aanwezig is onder de allerarmsten werkt zij aan de hand van cultuur aan het herwinnen van menselijke waardigheid en een menswaardig bestaan.

Om dit programma tot in alle facetten samen met gezinnen in armoede, en vanuit hun dagelijkse en innerlijke werkelijkheid, te beleven en doordenken is in Nederland, naast de Vierde Wereld beweging, de zelfstandige Joseph Wresinski Cultuur Stichting opgericht.